Geschilderde improvisaties
MARC RUYTERS, 2009

“Op mijn atelier speelt de cd ‘Freak in’ van Dave Douglas, die als trompettist de dienst uitmaakt bij onder meer John Zorn, maar ook solo al meermaals met puik en interessant werk uitpakte. Die speelt nu al de ganse week, in repeat. De plaat omvat meerdere tracks, de ene al driftiger en gewaagder dan de andere. (…) Op het front van de hoes staat een afbeelding van een lijnenkluwen. Het lijkt een beeldmanipulatie van opgerolde en net neergeplofte kabels van een versterker. Ik word er wild van. De hele week al werk ik aan een doekje met vervlochten slierten van transparante verf. Een penseel nº 12, ordinair varkenshaar – ik hoef geen luxemateriaal wegens te perfect en te duur – voert me mee op de hectische tonen van ‘Freak in’. De opdruk van de cd-schijf is knap: een oranje cirkelschijf waarop de opsomming van de tracks in minuscule karakters zich als een grafische meander over de ene kant van de schijf slingert. Enig mooi, subtiel en metafoor voor een traject. Ik doe verder. Mijn trommelvlies zoekt een verbond met mijn netvlies. De juiste aanmaak van de verfmaterie bepaalt het karakter van de beweging. (…) Mijn hoofdintentie is een glijdende beweging maken. Glissando: blijven glijden tot de juiste spanning bereikt is, zo dicteert mijn wil. Op intuïtieve wijze zoek ik naar de juiste verhouding tussen verf en medium (hars). Het glijden is waarneembaar in zijn transparantie, maar wat me prikkelt: het voelt heerlijk in de uitvoering. ‘Freaked in (to Dave Douglas)’ ziet het licht.”
Wie kan beter het ontstaan van een schilderij beschrijven dan de kunstenaar zelf, op deze manier? Bart Vandevijvere (º1961) schildert als een componist en componeert als een schilder. Een van zijn grote muzikale voorbeelden daarbij is Morton Feldman. Zoals Feldman abstracte muziek componeert, zo schildert Vandevijvere abstracte doeken. Hij zoekt de parallellen tussen beide. Net als de componist buit hij ‘accidenten’ en toeval uit: een stukje vuil in de verf aan de borstel maakt krassen op het doek. Zoals Feldman of John Cage ook het toeval uitbuiten.
Bart Vandevijvere maakt twee groepen van werken: de lange, horizontale formaten en de ‘normale’, rechthoekige of vierkante formaten. De lange zijn muzikale schrifturen, waarin een dynamische vaart zit die van links naar rechts schuift, zoals je een notenbalk leest. De lijnen worden getrokken met afgeplakte tape (‘Time Tape Painting’ heet een werk). In de werken worden ‘situaties’ naast elkaar gezet, zoals noten op een balk. Het zijn dwingende composities, die de kijkrichting in een bepaalde beweging duwen. En het werk eindigt niet bij het kader, maar deint verder uit, als de wegstervende noten van een brok muziek.
Ook in de andere formaten zit een cadans, een ritmiek, “met kreupele patronen”; zegt de kunstenaar zelf: niets is perfect, de kiem van het doek zit in het onvolmaakte, het onafgewerkte. Zoals Morton Feldman een intuïtief componist is, moeilijk om (na) te spelen, zo is Bart Vandevijvere een intuïtief schilder, moeilijk maar boeiend om te ‘lezen’. In zijn werk wordt geveegd en gewist, wordt soms van licht naar donker gewerkt, maar even vaak omgekeerd, worden fysieke gestes uitgevoerd met lijnen, vloeiingen en spatten (soms lijkt een doek wel geëxplodeerd of geëlektrocuteerd); lijnen kunnen op en over elkaar gelegd worden als een mikado, soms wordt de cut & paste-techniek gehanteerd, wordt een compositie herzien, worden bewust fouten op het doek gelegd.
Bart Vandevijvere gebruikt acrylverf, omwille van de transparantie. Maar water is een haast even belangrijk medium: vele werken lijken wel vloeiend, gewassen, besprenkeld. Hij trekt lijnen en meanderende golven met de borstel om dan de verf, halfdroog, met water deels weer weg te wassen. Of hij werkt ‘nat op nat’, waarbij de verf uitvloeit, op haar beloop gelaten wordt.
Bart Vandevijvere lijkt, met het penseel in de hand, de dirigent van het abstracte, waarin alles kan, waarin improvisatie het hoogste goed is, tot het penseel halt houdt en alles samenvalt tot één beeld, dat in het oog en de geest van de kijker (luisteraar) valt. En de dirigent het beeld definitief loslaat. Zelf schrijft hij: “Abstract werk maken is handelen zonder de concreet waarneembare werkelijkheid als voorbeeld. Het is vormelijk denken en handelen, maar evenzeer denken in abstracties, in metaforen. Het is interpreteren en omzetten van talloze gewaarwordingen, die wel degelijk ook voortspruiten uit een realiteit. Een omgezette realiteit. Het hoeft echter niets ‘voor te stellen’, het moet vooral zijn. Het maakproces is een denkend doen. Doende denken. Doen denken.”
Marc Ruyters
November 2009